Einde aan bewijsproblemen voor schuldeisers in bestuurdersaansprakelijkheidszaken?

13.03.2025

Het is geen eenvoudige opgave om als schuldeiser een bestuurder van een failliete BV persoonlijk aansprakelijk te stellen. Een van de situaties waarin een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan zijn, is als de bestuurder wist of had moeten begrijpen dat de BV bij het aangaan van verplichtingen met de schuldeiser, deze verplichtingen niet zou kunnen nakomen, en de BV geen verhaal zou bieden voor de schade die de schuldeiser daardoor zou lijden. De drempel ligt steeds hoog: een bestuurder is pas persoonlijk aansprakelijk tegenover de schuldeiser als sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. De schuldeiser moet bewijzen dat aan deze maatstaf is voldaan.

In de praktijk levert dit voor schuldeisers in veel gevallen een fundamenteel bewijsprobleem op. Zij beschikken vaak nauwelijks over concrete informatie over de financiële gang van zaken van de BV voordat deze failliet ging. Dat maakt het heel moeilijk om aan te tonen dat een bestuurder op een bepaald moment wist of had moeten begrijpen dat verplichtingen niet meer aangegaan hadden mogen worden. En al helemaal om aan te tonen dat de bestuurder persoonlijk ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door die verplichtingen tóch aan te gaan.

De faillissementscurator heeft doorgaans administratie onder zich die essentieel kan zijn voor de onderbouwing van bestuurdersaansprakelijkheid door de schuldeiser. Maar kan de schuldeiser zomaar inzage krijgen in deze administratie? Aan de hand van een zaak die speelde bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt geïllustreerd dat dit vanaf 1 januari 2025 voor schuldeisers eenvoudiger is geworden.

De oude situatie: hoge drempel bij inzage in administratie

In deze uitspraak van het gerechtshof van 7 januari 2025 stond de vordering van een schuldeiser tot inzage in de administratie van een failliete BV centraal. De curator had deze administratie onder zich. De schuldeiser verlangde inzage om te kunnen bewijzen dat de bestuurder bepaalde verplichtingen niet had mogen aangaan en dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kon worden gemaakt.

De kern van het probleem? Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moest een schuldeiser in een dergelijke procedure onder andere voldoende aannemelijk maken dat sprake was van een persoonlijk ernstig verwijt, nog voordat hij überhaupt inzage kon krijgen in de stukken die nodig waren om zijn vordering verder te onderbouwen. Dit leidde in feite tot een paradoxale situatie: zonder bewijs geen inzage, en zonder inzage geen bewijs.

Precies hierom had in deze zaak de rechtbank de vordering van de schuldeiser tot inzage in de administratie afgewezen. In hoger beroep kwam het gerechtshof tot een iets ander oordeel. Hoewel het verzoek tot een generieke inzage in de gehele administratie wederom werd afgewezen, werd de schuldeiser nu wél toegang gegeven tot specifieke financiële documenten, zoals een Excel-bestand en een overzicht van bankmutaties. Het hof woog daarbij mee dat de schuldeiser in voldoende mate aannemelijk had gemaakt dat de bestuurder aansprakelijk zou kunnen zijn.

De nieuwe situatie: ruimere toegang tot gegevens vanaf 1 januari 2025

Met de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht per 1 januari 2025 is de drempel voor inzage aanzienlijk verlaagd. Het vereiste van voldoende aannemelijkheid is niet langer gehandhaafd. Dit betekent dat een schuldeiser niet langer al een begin van bewijs hoeft te leveren van bestuurdersaansprakelijkheid, voordat hij inzage kan krijgen in gegevens. Bovendien kunnen schuldeisers nu buiten de rechter om nadrukkelijker aanspraak maken op inzage in gegevens, ook als deze gegevens zich bij een derde (zoals een curator) bevinden. Dit verlaagt de drempel aanzienlijk om in een vroeg stadium bewijs te verzamelen en dit zou moeten leiden tot minder gerechtelijke procedures ter verkrijging van inzage in stukken.

Had de zaak bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich dus voorgedaan onder het nieuwe recht, dan had de schuldeiser waarschijnlijk veel sneller en eenvoudiger toegang gekregen tot (gedeelten van) de administratie van de curator.

Conclusie

De Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht betekent een belangrijke verschuiving in het inzagerecht, ook in bestuurdersaansprakelijkheidsprocedures. Waar schuldeisers voorheen nog moesten worstelen met een hoge bewijsdrempel, hebben zij nu een veel ruimer inzagerecht verkregen. Dit vergroot hun kansen in bestuurdersaansprakelijkheidszaken.

Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid of het inzagerecht? Neemt u daarvoor gerust contact op met Bart Lenferink via b.lenferink@paulussen.nl of 045-560 6000.

 

Nieuws Overzicht