Op 13 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) twee uitspraken gedaan met betrekking tot gedoogde coffeeshops. Eén van deze uitspraken heeft betrekking op een gedoogverklaring van de burgemeester van de gemeente Apeldoorn (ECLI:NL:RVS:2023:3431). Die uitspraak behandelen wij separaat in het artikel ‘Gedoogverklaring voor coffeeshop is appellabel’.
Dit artikel betreft een uitspraak over tijdelijke exploitatievergunningen voor coffeeshops in de gemeente Roermond (ECLI:NL:RVS:2023:3482). Wij behandelen de belangrijkste overwegingen van de Afdeling. Daarbij besteden wij ook aandacht aan de wijze waarop het gedogen van coffeeshops in de betreffende gemeente is gereguleerd, aangezien dat per gemeente kan verschillen.
Casus
In de gemeente Roermond mogen maximaal twee coffeeshops geëxploiteerd worden. De huidige twee coffeeshops worden al enkele jaren geëxploiteerd. Die exploitatie is gebaseerd op het verlenen van opvolgende tijdelijke vergunningen voor de exploitatie van een horecabedrijf. Er is geen sprake van apart afgegeven gedoogverklaringen.
De zaak gaat om de verlening van de meest recente vergunningen voor de exploitatie van de twee coffeeshops. De burgemeester heeft de beide exploitatievergunningen voor de duur van vijf jaar verleend. In de exploitatievergunningen is vermeld dat de duur ervan wordt beperkt op grond van artikel 33 van de Dienstenwet, omdat het aantal beschikbare vergunningen is beperkt om dwingende redenen van algemeen belang.
Tijdelijkheid van de exploitatievergunning
De Afdeling komt – in tegenstelling tot de rechtbank – tot de conclusie dat de burgemeester de duur van de exploitatievergunningen kon beperken.
Uitgangspunt voor de toetsing door de Afdeling vormt de vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf. De Afdeling bevestigt dat een dergelijke vergunning geen toestemming voor de verkoop van softdrugs inhoudt.
Uitgaande van een vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf, is de Dienstenrichtlijn van toepassing, welke geïmplementeerd is in de Dienstenwet. Om op grond van (artikel 33 van) de Dienstenwet een vergunning die voor onbepaalde tijd verleend zou kunnen worden, voor bepaalde tijd te verlenen is een dwingende reden van algemeen belang vereist. Die dwingende reden van algemeen belang ziet in dit geval op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Uit de vergunning blijkt namelijk dat sprake is van overlast in de buurt van de coffeeshop die teruggedrongen wordt met behulp van het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de vergunning. De tijdelijkheid van de vergunning zorgt voor een vast toetsingsmoment voor de burgemeester om te beoordelen of een vergunning verleend wordt, waarbij ook het belang van de openbare orde kan worden betrokken. De Afdeling overweegt vervolgens dat de beperking van de duur van de vergunning evenredig is met die reden van algemeen belang, geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaat dan nodig is om dat doel te bereiken.
Voorts overweegt de Afdeling dat de door de gemeenteraad ingestelde beperking van het aantal coffeeshops (welke beperking ook is vastgelegd in een beleidsregel die na de vergunningverlening in werking is getreden) ook een dwingende reden van algemeen belang kent. Die beperking is namelijk ingegeven door de behoefte om de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid te waarborgen en de specifieke overlast van een coffeeshop te beperken. De beperking van het aantal beschikbare vergunningen is evenredig met die reden van algemeen belang, geschikt om het nagestreefde doel te bereiken en gaat niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken, aldus de Afdeling.
De Afdeling concludeert zodoende dat voldaan is aan artikel 33 van de Dienstenwet. Op basis daarvan kon de burgemeester de exploitatievergunningen voor bepaalde tijd verlenen.
Impliciete gedoogverklaring en tijdelijkheid
Verder overweegt de Afdeling dat tegelijk met de exploitatievergunningen impliciet gedoogverklaringen zijn verstrekt. Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van dezelfde datum met nummer ECLI:NL:RVS:2023:3431, overweegt de Afdeling dat dit betekent dat ook tegen de impliciet verstrekte gedoogverklaringen rechtsmiddelen openstonden. Doordat de gedoogverklaringen aan de exploitatievergunningen zijn verbonden, hebben deze dezelfde toelaatbare geldigheidsduur. Dat laatste acht de Afdeling een logische keuze die rechtens toelaatbaar is.
Meer informatie
Voor meer informatie over coffeeshopbeleid of andere aan de Opiumwet gerelateerde ontwerpen, kunt u contact opnemen met Victoria Rozek (v.rozek@paulussen.nl) of met een van de andere specialisten van team Overheid en non-profit. Telefonisch zijn zij bereikbaar via telefoonnummer 043 321 6640. Afspraken zijn zowel op locatie als op onze vestigingen in Maastricht en Heerlen mogelijk.
Nieuws Overzicht