Kort gedingen omtrent gunningbeslissingen in aanbestedingen zijn vrijwel altijd een driepartijen aangelegenheid. De aanbestedende dienst wordt in kort geding betrokken door een of meer verliezers aan wie de opdracht niet voorlopig is gegund en de winnende inschrijver verzoekt in de regel conform de mogelijkheden daartoe in het Nederlandse burgerlijk procesrecht om in dit kort geding tussen te mogen komen dan wel om zich te mogen voegen aan de zijde van de aanbestedende dienst. De winnende inschrijver heeft er immers belang bij om de voor haar voordelige gunningsbeslissing in stand te houden en te verdedigen.
Op 17 april 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen waarin de vraag aan de orde kwam of na een kort geding waarin een gunningsbeslissing onderuit gaat en waarin de oorspronkelijke winnaar van de aanbesteding niet is tussengekomen, de oorspronkelijke winnaar ontvankelijk is wanneer deze naderhand zelfstandig een kort geding start om de opdracht alsnog gegund te krijgen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dergelijke handelwijze van een oorspronkelijke winnaar misbruik van (proces)bevoegdheid en niet ontvankelijkheid oplevert.
De onderliggende gedachte zal zijn geweest dat van inschrijvers op een aanbesteding, gezien de aard van de procedure, ingevolge vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie voortvarendheid verwacht mag worden. Hiermee is onverenigbaar dat men de mogelijkheid om tussen te komen in een reeds aanhangig kort geding laat schieten om vervolgens maanden later zelf een nieuw kort geding te starten. Dit vertraagt de aanbestedingsprocedure zonder goede reden.
Wanneer u vragen heeft over tussenkomen in een aanbestedingsgeschil of andere vragen heeft omtrent het aanbestedingsrecht kunt u contact opnemen met Bert Lejeune of Kevin Smitsmans.
Nieuws Overzicht