Inleiding
Terwijl er steeds meer hoopvolle berichten verschijnen over het naderende einde van de inmiddels meer dan een jaar durende coronacrisis, dendert een andere wereldwijde – en al jarenlang aan de gang zijnde – crisis onverkort door: de klimaatcrisis. De wetenschap is het namelijk erover eens dat de wereld in een rap tempo de uitstoot van broeikasgassen, waarvan CO2 de belangrijkste is, drastisch moet beperken om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Concreet betekent dit dat per 2050 de mondiale uitstoot van CO2 met netto 100% moet zijn gedaald. Een ‘klimaatneutrale’ samenleving in minder dan 30 jaar dus, waaraan een complete energietransitie aan ten grondslag moet liggen. Halen we dat niet, dan zullen grote delen van de wereld onbewoonbaar worden en zullen andere delen ingrijpende en kostbare maatregelen moeten nemen ter adaptatie aan onder meer overstromingen, droogtes en hitteperiodes.
Kortom: de opgave waar de wereld voor staat is enorm, maar het belang is nog groter. Het stevig en snel reduceren van de mondiale emissies is daarom meer en meer op de (geo)politieke agenda komen te staan. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het tot op heden te vaak is gebleven bij woorden en te weinig is gekomen tot daden. Dit zorgt ervoor dat bezorgde burgers wereldwijd méér en snellere concrete actie zijn gaan eisen van overheden, bedrijven en andere beleidsmakers. De individuele burger kan de opgave – zelfs met de beste bedoelingen – namelijk niet alleen aan. Vergelijk de energietransitie met het bouwen van een enorme brug: weliswaar zal ieder individu zijn (kiezel)steentje moeten bijdragen, maar zonder duidelijk en adequaat klimaatbeleid door overheden en bedrijven wereldwijd zal er geen blauwdruk noch een stevig fundament zijn en is de bouw gedoemd te mislukken. Naast acties als klimaatstakingen waarin overheden en bedrijven aangespoord worden om te verduurzamen, zijn er ook burgers en groeperingen die met het oog op de urgentie en het belang van het klimaatprobleem het heft in eigen handen zijn gaan nemen: in zogeheten ‘klimaatzaken’ wordt met een beroep op het recht geprobeerd om in de rechtszaal verantwoord klimaatbeleid af te dwingen, schadevergoeding te eisen of om nieuwe vervuilende projecten van de baan te krijgen. En steeds vaker met succes. In deze blog wordt in vogelvlucht gekeken naar drie belangrijke klimaatzaken waarin met name klimaatbeleid centraal stond.
Urgenda
Een van meest bekende klimaatzaken ter wereld vond plaats in ons eigen land, namelijk de zaak die stichting Urgenda in 2013 aanspande tegen de Nederlandse staat. De zaak werd aangespannen omdat de Nederlandse overheid gevaarlijke klimaatverandering weliswaar als bedreiging erkende, maar te weinig deed om het Nederlandse aandeel van de wereldwijde CO2-uitstoot te beperken. Urgenda betoogde daarom dat de Nederlandse staat zich schuldig maakte aan ‘onrechtmatig gevaarzettend handelen’ en daarmee een inbreuk maakte op de in de wet verankerde norm dat men zich niet ‘maatschappelijk onzorgvuldig’ mag gedragen. Urgenda deed daarbij onder andere een beroep op de Kelderluik-uitspraak, waarin reeds jaren geleden kortweg werd bepaald dat wanneer iemand een reële kans op ernstig gevaar in het leven roept, van die persoon effectieve voorzorgsmaatregelen verwacht mogen worden om dat gevaar te voorkomen. Daarnaast werd een beroep gedaan op de in artikel 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vervatte mensenrechten, respectievelijk het recht op leven en het recht op een gezond en ongestoord gezinsleven. Dit omdat gevaarlijke klimaatverandering in potentie de leefomgeving van iedereen ter wereld – en dus ook Nederlanders – dusdanig kan aantasten dat daarmee op grote schaal deze mensenrechten worden geschonden. De Nederlandse Staat had volgens Urgenda de plicht om die mensenrechten te beschermen en daarom werd verzocht om de Staat te bevelen om datgene te doen wat wetenschappelijk gezien de ondergrens was aan CO2-reductie tegen eind 2020, wat toentertijd neerkwam op een reductiepercentage van 25%. Kenmerkend en tot dan toe uniek was dat Urgenda vroeg om klimaatschade te voorkomen, niet om reeds ontstane schade te vergoeden.
Zowel in eerste aanleg (2015), hoger beroep (2018) als bij de Hoge Raad (2019) kreeg Urgenda gelijk en de reductievordering werd toegewezen.[1] Dat was baanbrekend, want voor het eerst werd door een rechter geoordeeld dat een staat een rechtsplicht heeft om adequaat klimaatbeleid te hebben om zo haar burgers te beschermen. Er werd bepaald dat de Nederlandse Staat ‘het zijne’ moest doen in de strijd tegen gevaarlijke klimaatverandering, óók al is klimaatverandering het gevolg van wereldwijde uitstoot. Iedereen moet immers zijn steentje bijdragen. Dat anderen elders ter wereld nog te weinig doen, ontslaat de Staat niet van zijn eigen (deel)verantwoordelijkheid.
De Urgenda-uitspraak verspreidde zich wereldwijd als een olievlek en inspireerde burgers en juristen wereldwijd om ook tegen hun overheid een rechtszaak te beginnen. Dat gebeurde onder meer in klimaatzaken in Australië, Nieuw-Zeeland, de Verenigde-Staten, Canada, Ierland, Frankrijk en België. In dit laatstgenoemde land is zojuist bij het schrijven van dit artikel (17 juni), dus vers van de pers, uitspraak gedaan. Een diepgaandere beschouwing zal later nog volgen in een apart bericht, maar het belangrijkste is dat ook in deze zaak eisers grotendeels gelijk hebben gekregen doordat de Belgische rechtbank heeft geoordeeld dat het Belgische klimaatbeleid ondermaats is en daardoor artikelen 2 en 8 EVRM worden geschonden.
Klimaatzaak tegen de Duitse overheid
Een andere belangrijke klimaatzaak werd afgelopen april gewezen bij onze oosterburen. De hoogste Duitse rechter werd verzocht zijn oordeel te vellen over het huidige Duitse klimaatbeleid, vervat in de ‘Klimaschutzgesetz’ (de Duitse klimaatwet). Volgens eisers waarborgde de Klimaschutsgesetz onvoldoende dat de noodzakelijke snelle vermindering van CO2 daadwerkelijk en effectief plaatsvond. Dat vormde volgens eisers een inbreuk op diverse grondrechten van de Duitse burgers.
Op 28 april jl. werden ook in deze zaak de eisers grotendeels in het gelijk gesteld.[2] De rechter stelde daarbij voorop dat – in lijn met Urgenda – Duitsland de (grond)wettelijke plicht heeft om adequate maatregelen te nemen om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan en dat Duitsland dus ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. Het gegeven dat ook andere landen CO2 uitstoten doet daar niets aan af. Vervolgens werd kortweg geoordeeld dat de wijze waarop in de Klimaschutsgesetz werd voorzien in emissiereductiepaden voor de periode ná 2030 te vaag en onzeker was. Daarmee werd volgens de rechter een disproportionele last gelegd op met name de jongste generaties Duitsers; met name zij kunnen na 2030 immers geconfronteerd worden met vergaand ingrijpen in hun dagelijks leven als gevolg van overheidsmaatregelen om het reductiedoel voor 2050 in beeld te houden. Want iedere emissiereductie die niet voor 2030 plaatsvindt, moet daarna toch gebeuren. Kortom, met het te vage beleid voor ná 2030 werd een te groot deel van de rekening doorgeschoven naar de volgende generatie. Dat was volgens de rechter ongrondwettelijk en de Duitse Staat werd daarom bevolen om haar klimaatbeleid aan te scherpen. Interessant is dat hier de mogelijke schending van grondrechten dus vooral werd gevonden in de gevolgen van ernstig overheidsingrijpen als de rekening te lang wordt doorgeschoven in plaats van in de gevolgen van gevaarlijke klimaatverandering zelf. Er werd grote waarde gehecht aan met name de grondrechten van de jongste (en ook de nog niet-geboren) Duitse burgers. Daarmee gaf de rechter uitdrukking aan wat in klimaatkringen ook wel ‘het onrecht tussen de generaties’ wordt genoemd. De uitspraak had ook meteen effect: de Duitse regering verscherpte nog geen twee weken na de uitspraak de emissiereductiedoelstelling tegen 2030 aan van 55% naar 65%.[3]
Klimaatzaak tegen Shell
Een nog recentere klimaatzaak is de zaak die stichting Milieudefensie, nog zes NGO’s én ruim 17.000 individuele eisers (Milieudefensie c.s.) in 2018 aanspande tegen olieconcern Shell, meer in het bijzonder tegen de aan het hoofd daarvan staande vennootschap Royal Dutch Shell Plc (RDS). Reden voor de zaak was vergelijkbaar aan die van Urgenda: Shell erkent het gevaar van klimaatverandering maar weigert de enorme CO2-uitstoot van haar concern in voldoende mate te reduceren. Met deze klimaatzaak werd ook beoogd om de juridische strijd tegen gevaarlijke klimaatverandering naar een nieuw niveau te tillen. Er werd immers niet een overheid gedagvaard, maar een privaat bedrijf, die bovendien wereldwijd opereert. Dat was nog nooit in deze vorm gebeurd en ook vanuit juridisch opzicht bestaat er een duidelijk verschil met eerdere klimaatzaken tegen overheden, zoals die hiervoor beschreven staan. Anders dan de overheid heeft een privaat bedrijf vanuit de klassieke gedachte van het recht namelijk niet per definitie de grondwettelijke taak om de burgers en mensenrechten te beschermen.
Toch deed Milieudefensie c.s. ook jegens RDS onder meer een beroep op de mensenrechten, net als in de Urgenda-zaak met een beroep op de wettelijke ‘maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm’. In die open norm lag volgens Milieudefensie c.s. vanuit allerlei opzichten besloten dat maatschappelijk gezien ook van bedrijven verwacht wordt dat ze geen mensenrechten mogen schenden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit gezaghebbende soft-law instrumenten als de United Nations Guiding Principles (UNGP). Milieudefensie c.s. wees daarbij ook erop dat RDS, met haar beleid over het miljardenconcern, controle heeft over grofweg tien keer zoveel (!) uitstoot als bijvoorbeeld de uitstoot van heel Nederland. Ook is het voor RDS zeer goed mogelijk om in haar bestuurskamer beleid uit te rollen waarmee snel en adequaat de wereldwijde uitstoot van het concern wordt beperkt. Bovendien kan zij ervoor kiezen om miljarden in duurzame alternatieven te investeren en ook dat heeft een enorme impact op de energietransitie, aldus Milieudefensie c.s. Met andere woorden, RDS heeft zowel een enorme invloed op het probleem als een enorme invloed op de oplossing. En daarom verzocht Milieudefensie c.s. de de rechter om – in lijn met het mondiale doel uit het Klimaatverdrag van Parijs van 2015 – RDS te bevelen haar wereldwijde CO2-uitstoot tegen 2030 te beperken met 45%.
De zaak resulteerde in een wereldprimeur, want in een wereldwijd met argusogen gevolgde uitspraak kreeg Milieudefensie c.s. grotendeels gelijk en daarmee werd voor het eerst ter wereld een groot vervuilend bedrijf verantwoordelijk gehouden voor haar rol in het bijdragen aan gevaarlijke klimaatverandering.[4] De rechter legde daaraan onder meer ten grondslag dat bedrijven inderdaad gehouden zijn om schendingen van mensenrechten te voorkomen. Maar, overigens anders dan wat in sommige media over de uitspraak wordt geïnsinueerd, niet ieder bedrijf heeft die plicht in dezelfde mate. Hoe vér die plicht reikt, hangt volgens de rechtbank namelijk onder meer af van de omvang van het bedrijf, de sector waarin zij opereert en de ernst van de impact van haar activiteiten op (potentiële) mensenrechtenschendingen. Bezien vanuit dat licht kan volgens de rechtbank van RDS erg veel verwacht worden; met de mogelijkheid om het beleid vast te stellen van een wereldwijd miljardenconcern met circa 1.100 vennootschappen verspreid over 160 landen wereldwijd hoort namelijk een grote verantwoordelijkheid. En aangezien gevaarlijke klimaatverandering mensenrechten bedreigt (blijkens onder andere de Urgenda-zaak), bestaat volgens de rechtbank dus ook voor RDS een grote verantwoordelijkheid om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Die verantwoordelijkheid gaat volgens de rechtbank zelfs zo ver dat RDS ook ten aanzien van toeleveranciers, afnemers en klanten de plicht heeft om zich vergaand in te spannen hun CO2-uitstoot drastisch te beperken. Want ook over hen heeft RDS als miljardenconcern grote invloed en controle, ten aanzien van klanten (‘scope 3 emissies’) bijvoorbeeld door het aangeboden energiepakket te wijzigen. Die verantwoordelijkheid wordt volgens de rechtbank – net als we zagen bij Urgenda en de Duitse zaak – niet weggenomen door het feit dat ook die derden en overheden een eigen verantwoordelijkheid hebben. Dit, in combinatie met nog diverse andere factoren en wetenschappelijke inzichten, maakte volgens de rechtbank dat de eis van Milieudefensie c.s. moest worden toegewezen. De rechtbank beval RDS aldus om tegen 2030 de CO2-uitstoot verbonden aan haar concern met netto 45% terug te brengen, waarbij nog expliciet werd overwogen dat, gelet op de urgentie en de omvang van het klimaatprobleem, aan dat bevel direct gehoor moest worden gegeven (‘uitvoerbaar bij voorraad’). Een eventueel hoger beroep door RDS schorst die verplichting dus niet.
Of dat hoger beroep er komt, is tot op heden nog niet bekend. Ondertussen heeft Shell-topman Van Beurden kenbaar gemaakt dat Shell ‘will rise to the challenge’.[5] Maar hoe dan ook is het vonnis een wake-up call voor alle grote vervuilende bedrijven en hun accountants om nog maar eens zeer kritisch te kijken naar hun huidige klimaatbeleid.[6] Milieudefensie heeft in dat verband al laten weten dat zij haar processtukken in diverse talen zal laten vertalen zodat deze – indien noodzakelijk – gebruikt kunnen worden tegen andere grote uitstoters, bijvoorbeeld tegen Total in Frankrijk.[7]
Afsluiting
Met de hiervoor behandelde drie rechtszaken is slechts een greep gedaan uit de inmiddels wijdverspreide trend van ‘climate litigation’. Een trend die bovendien een stijgende lijn vertoont: vorig jaar liepen er wereldwijd meer dan 1500 klimaatzaken, ten opzichte van bijna 900 in 2017.[8] Het mes snijdt bij klimaatzaken in feite aan twee kanten: een zaak heeft enerzijds een direct effect jegens de veroordeelde partij en anderzijds een indirect effect doordat er een sterk signaal uitgaat naar vergelijkbare partijen dat ook zij in de rechtszaal gedwongen kunnen worden om te veranderen. Die indirecte impact zal waarschijnlijk nooit volledig gemeten kunnen worden, maar is ontegenzeggelijk enorm. Klimaatzaken hebben daarmee in zekere zin een revolutie ontketend, precies zoals Roger Cox, advocaat destijds van Urgenda en advocaat van Milieudefensie c.s. in de zaak tegen Shell alsook partner van dit kantoor, jaren geleden al voorspelde: “De revolutie waar iedereen recht op heeft, zal met een beroep op het recht ook een revolutie worden.”
Vragen over het bovenstaande? Neem dan contact op met de auteur van deze blog, Samuel Keuls, via s.keuls@paulussen.nl
***
Noten:
[1] https://www.rechtspraak.nl/Bekende-rechtszaken/klimaatzaak-urgenda
[2] https://www.bundesverfassungsgericht.de/SharedDocs/Pressemitteilungen/EN/2021/bvg21-031.html
[3] https://duitslandinstituut.nl/artikel/43853/duitse-regering-stemt-in-met-aangescherpte-klimaatwet
[4] ECLI:NL:RBDHA:2021:5337
[5] https://www.linkedin.com/pulse/spirit-shell-rise-challenge-ben-van-beurden?trk=public_profile_article_view
[6] https://fd.nl/ondernemen/1386448/shell-vonnis-dwingt-bedrijf-en-accountant-echt-eerder-werk-te-maken-van-klimaatdoelen?utm_medium=email&utm_source=nieuwsbrief&utm_campaign=fd-ochtendnieuwsbrief&utm_content=1352426_45665_20210607
[7] https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2382539-na-klimaatzaak-shell-volgt-nu-zaak-tegen-franse-total
[8] https://www.unep.org/resources/report/global-climate-litigation-report-2020-status-review#:~:text=It%20finds%20that%20a%20rapid,cases%20filed%20in%2038%20countries