Op grond van artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek heeft iedere werknemer jaarlijks recht op minimaal vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week vakantie met behoud van loon. Een werknemer die vijf dagen per week werkt, heeft dus twintig wettelijke vakantiedagen per jaar.
De wettelijke vakantiedagen vervallen met het verstrijken van zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin die vakantiedagen zijn opgebouwd, zo volgt uit de eerste zinsnede van artikel 7:640a van het Burgerlijk Wetboek. Wij zien regelmatig dat werkgevers zich niet bewust zijn van de “tenzij-bepaling” die hierop volgt. Verval van de wettelijke vakantiedagen is niet aan de orde als de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om de vakantie op te nemen. In dat geval geldt op grond van artikel 7:642 van het Burgerlijk Wetboek een verjaringstermijn van vijf jaar.
Of een werknemer redelijkerwijs in staat is geweest om de wettelijke vakantiedagen op te nemen, moet strikt worden getoetst. Uit het EU-recht en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie volgt namelijk dat de wettelijke vakantiedagen een zogenaamde “recuperatiefunctie” hebben: een werknemer moet, ter bescherming van zijn veiligheid en gezondheid, daadwerkelijk rust en ontspanning kunnen genieten. Werkgevers mogen hun werknemers niet verplichten om vakantie op te nemen, maar zij hebben wel de verplichting om er concreet en in alle transparantie voor te zorgen dat iedere werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om zijn wettelijke vakantie op te nemen. Zo nodig moet de werknemer er door de werkgever formeel toe worden aangezet de vakantie op te nemen. Verval van wettelijke vakantiedagen is uitsluitend aan de orde als de werknemer deze welbewust en met volledige kennis van de eraan verbonden gevolgen niet heeft opgenomen.
Dit betekent dat werkgevers hun werknemers er actief, tijdig en op precieze wijze over dienen te informeren dat zij de wettelijke vakantiedagen die in het voorgaande kalenderjaar zijn opgebouwd dienen op te nemen, omdat deze anders per 1 juli komen te vervallen. Voldoet een werkgever niet aan deze actieve zorg- en informatieplicht, dan geldt voor de wettelijke vakantiedagen de reguliere verjaringstermijn van vijf jaar.
Omdat het bevorderlijk is voor het welzijn van de werknemers als zij voldoende vakantie opnemen, maar ook om te voorkomen dat er enorme vakantiesaldi/verlofstuwmeren ontstaan (die bij einde dienstverband moeten worden uitbetaald) als werknemers te veel dagen opsparen, adviseren wij werkgevers om de werknemers die nog wettelijke vakantiedagen van 2021 hebben openstaan, spoedig en zo concreet mogelijk aan te sporen om deze vakantiedagen op te nemen. Daarbij dient erop te worden gewezen dat deze dagen anders per 1 juli 2022 komen te vervallen. Daarnaast raden wij werkgevers aan om jaarlijks vaste momenten te agenderen – bijvoorbeeld na de zomerperiode en aan het begin van het nieuwe jaar – om werknemers te informeren over hun nog openstaande wettelijke vakantiedagen en het risico op verval daarvan. Aangezien de bewijslast op de werkgever rust, is het verstandig om dit schriftelijk te doen.
Mocht u met betrekking tot vakantiedagen of over andere arbeidsrechtelijke kwesties nader advies wensen, neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten: Lisanne Somers (l.somers@paulussen.nl), Ine Swennen (i.swennen@paulussen.nl) of Viviane Nowak (v.nowak@paulussen.nl). Telefonisch zijn zij bereikbaar via telefoonnummer 043 321 6640.
Nieuws Overzicht