De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State biedt in een overzichtsuitspraak duidelijkheid over de mogelijkheden van het indienen van nieuwe bewijsmiddelen en beroepsgronden.
Een aantal jaren terug hanteerde de Afdeling de lijn dat nieuwe bewijsmiddelen door de bestuursrechter buiten beschouwing moeten worden gelaten, wanneer deze bewijsmiddelen ook gedurende de bestuurlijke fase overgelegd hadden kunnen worden, maar daar geen gebruik van is gemaakt. Inmiddels hanteert de Afdeling echter al geruime tijd de lijn dat in beroep en hoger beroep wel nieuwe bewijsmiddelen ingediend kunnen worden.
In de praktijk blijven procespartijen echter veelvuldig een beroep doen op de oude rechtspraak. Reden waarom de Afdeling door middel van een overzichtsuitspraak hierover expliciet duidelijkheid biedt.
De overzichtsuitspraak volgt op twee uitspraken (link 1 en link 2) en van de Afdeling uit 2022, waarin de Afdeling afstand nam van de zogenoemde ‘grondentrechter’, althans voor geschillen buiten het omgevingsrecht. Hierdoor werd het mogelijk om in hoger beroep nieuwe beroepsgronden aan te voeren, die niet eerder bij de rechtbank of in de bestuurlijke fase werden aangevoerd.
Een en ander betekent niet dat in elk stadium van de procedure ongelimiteerd nieuwe bewijsmiddelen en beroepsgronden ingebracht kunnen worden. Voor zowel nieuwe bewijsmiddelen als nieuwe beroepsgronden geldt ‘de goede procesorde’ als grens. De Afdeling hanteert hierbij twee oriëntatiepunten om te bepalen of de goede procesorde wordt geschonden:
– Resteert voor de overige partij(en) te weinig tijd om zich over het nieuwe bewijsmiddel of de nieuwe beroepsgrond inhoudelijk uit te laten?
– Moet de zaak worden aangehouden met als gevolg een onwenselijke of onaanvaardbare vertraging van de procedure in het licht van de belangen van de overige partij(en) en een goede rechtspleging?
Voor specifiek nieuwe beroepsgronden geldt daarnaast als oriëntatiepunt of door de nieuwe beroepsgrond in een (te) laat stadium van de procedure een geheel nieuw onderwerp aan de orde wordt gesteld.
Bij de beoordeling van deze oriëntatiepunten bij nieuwe bewijsmiddelen speelt vervolgens een rol of het bewijsmiddel eerder al had kunnen worden ingediend, evenals de omvang van het bewijs, de complexiteit ervan en de deskundigheid die vereist zou zijn om adequaat te reageren, aldus de Afdeling.
Er zijn een aantal uitzonderingen op de mogelijkheid om nieuwe bewijsmiddelen en beroepsgronden in te brengen, zo licht de Afdeling in de overzichtsuitspraak toe.
Een belangrijke uitzondering is dat de Afdeling in het omgevingsrecht de grondentrechter wel blijft hanteren. De reden daarvoor is dat in dit soort zaken vaak de belangen van derden een belangrijke rol spelen. Wanneer echter is uitgesloten dat anderen benadeeld worden door het betrekken van een nieuwe beroepsgrond in de procedure, kan de bestuursrechter ervoor kiezen de nieuwe beroepsgrond toch inhoudelijk te beoordelen.
Daarnaast beperken de aard van de procedure, de procedurevoorschriften of een wettelijk voorschrift soms de mogelijkheid om later in de procedure nieuw bewijs in te brengen, waardoor uiterlijk bij de aanvraag of in de bezwaarfase bewijsmiddelen kunnen worden ingebracht. Te denken valt aan tenderprocedures op grond van een subsidieregeling.
Ook zijn er een aantal bijzondere wettelijke regelingen die beperkingen met zich brengen met betrekking tot het indienen van beroepsgronden in beroep, zoals artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet en artikel 16.86 van de Omgevingswet, die maken dat na afloop van de beroepstermijn geen (aanvullende) beroepsgronden meer aangevoerd kunnen worden.
De overzichtsuitspraak geeft een goed beeld van de bovenstaande en andere procesrechtelijke uitzonderingen. In de meeste geschillen zal het indienen van nieuwe bewijsmiddelen en beroepsgronden enkel nog beperkt zijn door de goede procesorde. Deze door de Afdeling gehanteerde lijn verhoogt de rechtsbescherming voor de burger, sluit aan bij de andere hoogste bestuursrechters die geen grondentrechter hanteerden en creëert duidelijkheid voor de rechtspraktijk.
Deze signalering is geschreven door Funs van Diem. Voor meer informatie over dit onderwerp of over andere bestuursrechtelijke kwesties, kunt u contact opnemen een van de specialisten van team Overheid en non-profit. Telefonisch zijn zij bereikbaar via telefoonnummer 043 321 6640. Afspraken zijn zowel op locatie als op onze vestigingen in Maastricht en Heerlen mogelijk.